Marine Flak Batterie Groningen 1940-1941
Het was op 7 september 1940 dat er een hele kolonne Duitse vrachtauto’s met aanhangers vanuit Knock (Dld) door en langs de stad Groningen kwam gereden. Op de aanhangers stonden een soort circuswagens en op enkele anderen bevonden zich apparaten. De kolonne kwam tot stilstand op de oude Stadsweg te Oosterhoogebrug, toen nog een dorp die later met de stad Groningen werd samengevoegd.
Soldaten van Batterie Knock maken zich klaar voor vertrek naar Groningen
In de dagen die volgden werden de circuswagens van hun assen gehesen en op houten balken geplaatst in het land naast boerderij Leeuwenburg (afgebrand in jan. 2021). Dat deze boerderij een toepasselijke naam had zal later in dit verhaal wel blijken. Ook de apparaten werden van de wagens getild. Drie luchtafweerkanonnen, drie zoeklichten en een afstandsmeter kwamen tevoorschijn. Het geheel zou bediend worden door ca. 100 soldaten onder leiding van Batteriechef Kapitänleutnant der Reserve Dipl.-Ing. Heinrich Ulrich, eerder Batteriechef te Knock bij Emden. Hiermee was de ‘Marine Flak Batterie Groningen’ zoals het officieel genoemd zou worden een feit. De batterij ressorteerde onder de Marine Flak Abteilung 236, oorspronkelijk gevestigd te Emden
De circuswagens op het terrein van Batterie Groningen
Batteriechef Heinrich Ulrich (links) met twee onderofficieren
Op 11 september, rond 20 voor 11 in de avond, vier dagen na aankomst werd de batterij met twee 7,5cm. Vickers Flak (H), Vickers Leitgerät, een 5m. Goerz afstandsmeter en een 150cm. zoeklicht van Hollandse makelij gevechtsklaar gemeld. Een dag later werden nog eens een 7,5cm kanon en twee zoeklichten toegevoegd en gevechtsklaar gemeld. Het betrof hier kanonnen en zoeklichten die in de meidagen waren buitgemaakt op het Nederlandse leger. De stukken werden daarna opgeslagen op het terrein van de Marine Artillerie Zeugamt te Emden in afwachting van toewijzing aan een nieuw op te richten batterij. De omgeving van de batterij werd beveiligd tegen laagvliegers met een tweetal 2cm. Flak 30 kanonnen. Deze werden twee week later alweer vervangen voor vier andere kanonnen; 2cm. Skotti-Flak.
Een 7,5cm Vickers-Flak wordt in positie gebracht
Leutnant Gröne van de Stabsbatterie Emden op werkbezoek met twee Helferinnen in de Batterie Groningen.
Batterie Groningen was de derde luchtdoelbatterij van de Kriegsmarine op Gronings grondgebied. Eerder waren er al soortgelijke stellingen geplaatst op Rottumeroog (juli 1940) en te Delfzijl een maand eerder. Elke batterij werd op een bepaalde locatie gerealiseerd om een bepaald doel te verdedigen. In dit geval betrof het de Oostersluis, gelegen in het Van Starkenborghkanaal. Dit kanaal, onderdeel van de hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl was van essentieel belang voor de scheepvaart, en hiermee dus ook voor de bezetter die veel zaken transporteerde over het water. De Duitsers moesten dus ten alle tijde zien te voorkomen dat de sluis doel zou worden van bombardementen en beschietingen door vijandelijke vliegtuigen.
Dat de geallieerden de sluis ook als een belangrijk object zagen bleek al op 29 september 1940. Omstreeks 04:35 wierp een Engels vliegtuig, komende vanuit het oosten op 3000m. hoogte een achttal bommen af. Vier kwamen links, en vier rechts van de sluis terecht. De sluis zelf bleef intact aldus het Kriegstagebuch van de Kommandant im Abschnitt Emden. Een andere, eveneens Duitse bron meldde dat er zeven bommen op het sluisterrein terecht kwamen, waarvan drie blindgangers. Volgens deze bron, de Befehlshaber der Ordnungspolizei raakten zowel de sluis als de sluiswachterswoning (Buiten Damsterdiep 234-236) beschadigd. Een persoon raakte hierbij lichtgewond.
Ravage na het nachtelijke bombardement op het terrein van de Oostersluis. Op het gebouwtje van de sluisbediening links staat een zoeklicht van de Leichte Flak Oostersluis, onderdeel van de Marine Flak Abteilung 246
De Duitsers die op het weilandje even buiten de stad Groningen zaten leefden volgens een dienstrooster en de batterij moest 24 uur per dag gevechtsklaar zijn. De vrije tijd die ze hadden werd doorgaans (verplicht) ingevuld op het batterijterrein, dus in of nabij de woonverblijven. Zo nu en dan mochten ze eens een kijkje nemen in de stad of gingen varen op het Paterswoldsemeer. Ook hadden ze een ietwat vreemde manier om hun uurtjes door te brengen. Toen de manschappen vanuit Duitsland richting Nederland trokken hadden ze uit een dierentuin een leeuwenwelpje meegenomen. Ze hadden hem Max genoemd en het beestje was erg geliefd bij de soldaten.
Enkele manschappen met in het midden het leeuwtje Max
Kriegsweihnachten 1940 in een van de circuswagens
Kunstwerkje van de Martinitoren overeenkomstig met het exemplaar op de linker foto. Deze werd cadeau gedaan aan een andere marine-eenheid in de stad.
Op de eerste dag van maart 1941 werden de Duitsers bruut uit hun dagelijkse sleur getrokken. Even na drie uur in de nacht crashte vlakbij de batterij een geallieerd toestel. Het was een Bristol-Blenheim van het 105 Squadron van de R.A.F. die 20 minuten daarvoor was aangeschoten door het afweergeschut boven Emden. De Duitse nachtjager Paul Gildner van het 4./Staffel Nachtjagdgeschwader 1 maakte het klusje af en schoot het toestel naar de grond. In de Blenheim bevonden zich drie vliegers; Pilot Sergeant J.S.H. Heape, Observer Sergeant S. Jones en Wireless Operator/Airgunner Sergeant J. Bimson.
Aanvankelijk vonden de Duitsers slechts één lichaam in de nabijheid van het toestel, terwijl ze in ieder geval twee mutsen hadden gevonden. Hieruit concludeerden zij dat er eventueel nog overlevenden konden zijn van de crash. Dat bleek ook te kloppen. De piloot Heape werd in een schuur bij Overschild levend aangetroffen. Hierop werd hij krijgsgevangen genomen en overgebracht naar Groningen. Een andere vlieger had zijn afsprong met parachute niet overleefd en werd dood aangetroffen bij Noorddijk, 2,5km. verderop. De soldaten van Batterie Groningen gingen die ochtend een kijkje nemen bij de crashplaats en lieten zich veelvuldig fotograferen met de restanten van de Blenheim.
Propeller van de op 1 maart 1941 gecrashte Blenheim
Wrakdelen van de Blenheim, aangetroffen tijdens de bouw van de wijk Leeuwenborg
In de twee maanden daarna gebeurde er weinig bijzonders, totdat er van hogerhand besloten werd dat de batterij verplaatst zou worden richting Emden. Hun motto: Wüste und Sumpf ist unsere Trumpf (woestenij en moeras is onze troef). Hoe dit zit wordt het volgende verhaal over een Marine Flak Batterie in de provincie Groningen!
Vertrek naar elders! Het opschrift op de wagen voorspelt weinig goeds. Foto gemaakt achter boerderij Leeuwenburg
Alle afbeeldingen in het verhaal bevinden zich in de collectie van het museum.